De Kilpolder, een historisch stukje Centrumwaard

In de vorige nieuwsbrief werd uitgelegd wat een Kil of Kilpad is en waar nog restanten van de historische structuren van de Kilpaden te vinden zijn. Om de Kilpaden nog beter te begrijpen, zoomen we nu in op de Kilpolder en hoe deze deel uitmaakte van de polder Heerhugowaard.

De Kilpolder in de omgeving

Om de Kilpolder te begrijpen, moeten we ver terug in de tijd, toen de polder Heerhugowaard nog een meer was. Voordat dit gebied werd drooggelegd, bestond het uit verschillende meren, waarvan de Zuiderwaert er één was, en had een verbinding met de Noordzee daar waar nu Den Helder is. In 1630 begon men met het droogmalen van het meer de Groote Waert of Zuiderwaert. Ook werd gestart met het inpolderen van de polder Heer-Huygen-Waert, het huidige Heerhugowaard. Dit proces verliep echter moeizaam. Alkmaarse regenten, met name Nanning van Foreest en Floris van Teylingen, leidden het inpolderingsinitiatief. Notabelen uit Alkmaar, Hoorn en Amsterdam verdeelden de polder om snel winst te maken, maar dit viel tegen. In de omliggende polders werd veel geld verdiend, maar in de Waard niet. De molens waren niet instaat om het waterpeil in de polder Heerhugowaard laag te houden. Daardoor was het niet mogelijk om landbouwgewassen zoals graan te verbouwen (graan wortelt diep en in hoog grondwater gaan de wortels rotten). Alleen veeteelt was mogelijk, daar was minstens tien hectare grasland of meer voor nodig. De polder kreeg een aantal doorgangswegen, waarvan de Middenweg de belangrijkste verbinding was met Alkmaar.

Onderpolders als oplossing

Na het droogvallen van de polder bleek de bodem ongelijk te zijn. Het noordelijke deel lag 2,70 meter onder NAP, terwijl het zuidelijke deel 3,70 meter onder NAP lag: een hoogteverschil van een meter. Het water bleef een probleem. De bewoners bedachten onderpolders als oplossing. Binnen de ringvaart werd de polder opgedeeld in veertien onderpolders met variërende waterstanden, gescheiden door binnendijken of dammen. Deze waterstanden moesten op een bepaalde hoogte worden gehouden, zodat het water van de hoger gelegen bemalingen niet naar de lagere delen kon stromen. Duikers verbonden alle delen van de polder. Een duiker in een polder is een waterkering die aan de polderkant is voorzien van een schuif die normaliter dicht is. Geopend kan er water de polder inlopen of afgevoerd worden. 

Door experimenten met dammen, binnendijken en molens veranderden de grenzen van de onderpolders in de loop der tijd. Uiteindelijk bleven er negen onderpolders over. Deze zijn te zien op de kaart. Eén van deze polders, gelegen tussen de Middenweg, de huidige spoorlijn, de Westertochtsloot, de Stationsweg en boven de Van Veenweg, lag hoger dan het omliggende land. Dit gebied werd in de 19e eeuw de Kilpolder genoemd. Vandaag de dag zou de Kilpolder ter hoogte van Centrumwaard liggen. Op de kaart van Schilstra met de onderpolders is de Kilpolder oranje ingekleurd en zwart omlijnd.

Droge hooggelegen kreek

In het vorige artikel werd kort besproken wat een Kil is, namelijk een stuk land dat hoger lag dan het omliggende gebied. Maar hoe en waarom was dat zo?

Kil is een oud woord voor kreek of waterdiepte tussen zandbanken. Als zo’n kreek opdroogt, verzandt deze. Wanneer het omliggende land uit klei bestaat, klinkt de klei in en komt lager te liggen. De droge kreek met zijn zandbanken komt daardoor hoger te liggen dan de omgeving. Dit was het geval bij de Kilpolder, die daardoor gespaard bleef voor het hoge waterpeil in de winter. Kil betekent in dit geval dus hoger gelegen land. De landpaden in de Kilpolder werden Kilpaden genoemd.